22.10.08
21.10.08
18.10.08
de brede sloot achter de tuin van mijn vader
ligt vol met ijsschotsen
het heeft deze winter hard gevroren
het ijs is zeker 10 centimeter dik
maar vandaag dooit het
net zoals gisteren
en de dag ervoor
mijn vriend gert en ik
lopen gelaarsd door de modder
langs de slootrand
we hebben allebei een bonenstaak
in de hand
spiedend kijken we in de sloot
en beginnen met onze staken
tussen de schotsen te steken
en schuiven en duwen
de ene
schots
op de andere
schots
niet dat dit altijd gemakkelijk is
want de schotsen gaan graag scheef
en dan glijden onze staken uit
het water in
vaak tot op de bodem van de sloot
en als we ze terugtrekken besmeuren we
met de afdruipende modder het ijs
zwart op wit
dan zie ik links van mij gert de sloot in schieten
hij verdwijnt met een ongewilde duik
onder
het
ijs
ik zie hem niet meer
de schrik verlamt me
paniek
paniek
paniek
ik schreeuw het uit
HELP HELP HELP
niemand die me hoort
met een waas van tranen voor mijn ogen
begin ik te rennen
ik ren zo hard mijn laarzen het toelaten
snotterend en snikkend
naar het dichtsbijzijnde huis
een paar honderd meter verderop
de buren
ik gil het uit
gert is dood
gert is dood
de buurvrouw komt buiten
en rent met me terug naar de sloot
als we een stuk gerend hebben
zien we in de verte een zwarte gestalte
dichterbij gekomen blijkt het gert te zijn
nietsziend klotst hij in zijn laarzen voorbij
doornat en bemodderd
een onderdrukte klagelijke kreun
ontsnapt bij elke stap aan zijn keel
zijn gezicht verwrongen van boosheid en kou
ik voel me laf
en opgelucht
14.10.08
8.10.08
3.10.08
30.9.08
29.9.08
Subscribe to:
Posts (Atom)